Recent oordeelde de Rechtbank Amsterdam dat dat (ook) een ondernemingsraad die noch bij de invoering van een thuiswerkregeling betrokken is geweest noch bij invoering daarvan gebruik heeft gemaakt van haar instemmingsrecht wel instemmingsrecht heeft indien de ondernemer de thuiswerkregeling in een later stadium wil wijzigen of intrekken. Een thuiswerkregeling of regeling omtrent hybride werken, valt volgens de rechter onder een regeling op het gebied van arbeidsomstandigheden: "de arbeidsomstandigheden zijn nu eenmaal wezenlijk anders als iemand thuiswerkt dan als iemand op kantoor werkt. Er hoeft niet gereisd te worden, het werk kan vaak flexibeler worden ingedeeld zoals de OR ook heeft gesteld, de werkomgeving kan naar de eigen voorkeuren worden aangepast en er is een andere werk-privébalans. Voor het wijzigen van het aantal thuiswerkdagen is dan ook instemming van de OR vereist."
Ook het argument dat van een dusdanig tijdelijke regeling zonder duurzaam karakter sprake zou zijn dat geen instemming gevraagd hoeft te worden is wordt terzijde geschoven.
Tot slot vroeg de ondernemer de rechter vervangende toestemming te verlenen omdat zij onderdeel uitmaakt van een internationaal concern en het binnen dat concern ten aanzien van thuiswerken gevoerde beleid moet volgen. Daarnaast voerde de ondernemer aan dat de productiviteit van het personeel onder het thuiswerken zou lijden en dat sprake was van minder sociale cohesie, waardoor er minder creatieve ideeën ontstaan, er minder collegiale kameraadschap is en ook de loyaliteit daaronder lijdt. Desondanks is de kantonrechter van oordeel dat de argumenten van de ondernemer voor het beperken van het aantal thuiswerkdagen niet redelijker zijn dan die van de OR. Om die reden geeft hij geen vervangende toestemming en blijft de regeling onverkort van kracht.