datum: 12 april 2019
Het werken met nulurencontracten is niet geheel zonder risico, zo valt op te maken uit een recente uitspraak.
Werknemer werkte als Assistent Accountant voor een accountantskantoor op basis van een nulurencontract. In beginsel betekent dit dat werkneemster geen recht heeft om opgeroepen te worden. Maar als een arbeidsovereenkomst drie maanden of langer duurt, bepaalt de wet dat de omvang van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan de gemiddelde omvang van de arbeid in de voorafgaande drie maanden. De referteperiode van drie maanden kan overigens op verzoek van de werkgever worden aangepast als de referteperiode van drie maanden niet representatief is. Is de representatieve referteperiode langer dan drie maanden, dan moet worden gekeken naar het gemiddeld aantal gewerkte uren in de afwijkende referteperiode.
Indien een werknemer een aantal maanden structureel – bijvoorbeeld – 40 uur per week werkt en de werkgever niet gemotiveerd kan betwisten dat de referteperiode van drie maanden onjuist is, dan kan de werknemer vanaf dat moment aanspraak maken op betaling op basis van een – in dit voorbeeld – 40-urige werkweek, ook indien de werknemer daarna (veel) minder dan – in dit geval – 40 uur per week wordt opgeroepen.
Wil de werkgever daar vanaf, dan zal de werkgever de arbeidsovereenkomst ofwel in onderling overleg met instemming van de werknemer moeten wijzigen, ofwel de overeenkomst – zo de arbeidsovereenkomst al een eenzijdig wijzigingsbeding bevat – op grond van een zwaarwichtig belang eenzijdig moeten wijzigen. In dat laatste geval zal de werkgever dan wel aannemelijk moeten maken, dat het belang van de werknemer bij ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar redelijkheid en billijkheid voor het belang van de werkgever bij de voorgestane wijziging moet wijken.
Als de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) met ingang van 1 januari 2020 in werking treedt dan geldt met ingang van die datum dat de werkgever werknemers met een oproepcontract elke twaalf maanden een urenaanbod zal moeten doen dat ten minste gelijk is aan de gemiddelde urenomvang in de voorafgaande periode van twaalf maanden (tenzij het seizoenarbeid betreft). Laat de werkgever dat na, dan heeft de werknemer na twaalf maanden recht op betaling van die eventueel meerdere uren. Een dergelijk aanbod moet binnen een maand na de afloop van de periode van twaalf maanden worden gedaan. Daarna krijgt de werknemer minimaal een maand de tijd om het aanbod al dan niet te aanvaarden. Als het aanbod door de werknemer wordt aanvaard geldt dit tot het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigt.
Auteur: Bas Westerhout
Bron uitspraak: Rechtbank Noord-Holland, 25 maart 2019