datum: 9 december 2021
Werknemer meldt zich medio 2017 ziek vanwege rugklachten. De bedrijfsarts acht werknemer medische redenen volledig arbeidsongeschikt geacht voor eigen- en aangepast werk. Enig tijd later wordt werknemer in staat geacht lichte taken te verrichten gedurende drie maal twee uur per week. Na enkele maanden verzoekt werknemer om passend werk en om een opleiding te mogen volgen. Naar aanleiding daarvan meldt werkgever aan werknemer dat de mogelijk voor werknemer geschikte opleidingen elk een praktijkonderdeel bevatten waarbij sprake is van fysieke belasting en dat werkgever werknemer gelet op zijn rugklachten hiertoe niet in staat acht. Enkele maanden later start werknemer gedurende een aantal uur per week met lichte administratieve re-integratie werkzaamheden.
Uit het kort daarna verrichte arbeidsdeskundig onderzoek blijkt dat re-integratie in ander passend werk bij de eigen werkgever niet mogelijk is en dat re-integratie bij een andere werkgever, in het tweede spoor, aan de orde is. In het rapport zijn mogelijk passende functies binnen werkgever per functiegroep onderzocht. Deze functies werden niet geschikt of niet passend geacht. Daarop wordt eind 2018 het tweede spoortraject opgestart.
In het daaropvolgende door de werknemer gevraagde deskundigenoordeel heeft het UWV de re-integratie-inspanningen van werkgever als voldoende beoordeeld. Het UWV heeft daarbij de kanttekening geplaatst dat van werkgever werd verwacht dat zij ten aanzien van de mogelijkheden in de eigen organisatie een inventarisatie zou maken van geschikt(e) (te maken) werkzaamheden op functie- en taakniveau. In de daaropvolgende periode heeft werknemer werkgever meermaals verzocht te kijken naar scholingsmogelijkheden en om te mogen werken op de afdeling Export.
In mei 2019 constateert de bedrijfsarts dat vier uur per week werken het maximaal haalbare is en in een arbeidsdeskundig rapport van 18 juli 2019 van het UWV staat dat werkgever voldoende aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Op de daarna door werkgever ingediende ontslagaanvraag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid heeft het UWV positief beslist, waarna de werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt.
In een beslissing van 6 februari 2020 heeft het UWV het bezwaar van werknemer tegen de beslissing van 18 juli 2019 gegrond verklaard. In deze beslissing op bezwaar heeft het UWV het volgende overwogen:
“Ook kunnen de re-integratie inspanningen van de werkgever niet als voldoende worden beschouwd. Dit komt omdat er is uitgegaan van een te forse duurbelasting en omdat de arbeidsmogelijkheden in het eerste spoor onvoldoende zijn onderzocht.”
Op grond van deze feiten verzoekt de werknemer in eerste instantie herstel van zijn arbeidsovereenkomst. In hoger beroep wijzigt hij zijn verzoek en vraagt hij een billijke vergoeding.
Het Hof overweegt dan dat van werkgever, in het kader van de door haar te verrichten re-integratie-inspanningen bij ziekte, kan worden gevergd te kijken naar aangepast werk en de organisatie (inclusief de combinatie van taken in een functie) zo nodig daarop aan te passen en dat dit in het uiterste geval leiden kan tot het creëren van een nieuwe functie.
In het arbeidsdeskundig onderzoek zijn mogelijk passende functies alleen per functiegroep onderzocht. Het hof is daarom van oordeel dat werkgever de mogelijkheden voor werknemer in het eerste spoor onvoldoende heeft onderzocht. Indien werkgever zich daartoe wel voldoende had ingespannen en een functie had aangeboden die aansloot bij het taakniveau waartoe werknemer wel in staat werd geacht, is het voldoende aannemelijk dat herstel van werknemer te verwachten was geweest binnen 26 weken, aldus het Hof. Om die reden acht het Hof de opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkgever niet rechtmatig en kent het Hof werknemer een billijke vergoeding toe van € 60.000.
Tips:
Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
Auteur: Bas Westerhout
Bron uitspraak: Gerechtshof Amsterdam, 16 november 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3565