datum: 1 september 2022
Sluiten werkgever en werknemer een tijdelijk contract van zes maanden of langer af? Dan geldt de aanzegtermijn. Dit betekent dat werkgever moet aangeven of de arbeidsovereenkomst na afloop wel of niet wordt voortgezet. Werkgever moet dit schriftelijk doen.
Maar wat nou als werkgever aangeeft dat de arbeidsovereenkomst niet wordt voortgezet, en werknemer toch blijft werken? Daar ging een recente uitspraak over bij het hof ‘s-Hertogenbosch.
In de uitspraak van 16 augustus 2022 ging het om een Werkneemster die op 22 januari 2020 schriftelijk werd aangezegd door werkgever dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd en dat haar laatste werkdag 16 september 2020 is zou zijn Werkneemster stond echter op 17 en 18 september 2020 nog ingeroosterd voor haar werkzaamheden en heeft op die dagen ook gewerkt. De vraag is of de arbeidsovereenkomst stilzwijgend is voortgezet, doordat werkneemster ook op 17 en 18 september 2020 nog stond ingeroosterd en op die dagen nog haar gewone werkzaamheden heeft verricht.
Volgens het hof staat voorop dat “stilzwijgende voortzetting” impliceert dat tussen partijen wilsovereenstemming moet hebben bestaan, gericht op voortzetting van het dienstverband. Of die wilsovereenstemming heeft bestaan moet worden beoordeeld aan de hand van de wils-/vertrouwensleer. De stelling van werkneemster dat zij die wil redelijkerwijs heeft mogen afleiden uit de omstandigheid dat zij nog stond ingeroosterd voor haar werkzaamheden op 17 en 18 september 2020 en dat zij die werkzaamheden toen ook gewoon heeft kunnen verricht, is ontoereikend. Werkgever had immers al aangezegd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Werkneemster had bovendien gebruikgemaakt van het haar aangeboden loonbaanbegeleidingstraject. Zij stond op het rooster ook vermeld als ‘uit dienst’. Tot slot had werkneemster al eerder een melding gedaan van dat zij vond dat er sprake was van “ongepaste omgangsvormen” aangezien al in een heel vroeg stadium was besloten haar contract niet te verlengen zonder dat haar de gelegenheid was geboden haar functioneren te verbeteren. Van een stilzwijgende voortzetting van het dienstverband kan dus niet worden gesproken. Het hof oordeelt dat het weliswaar onzorgvuldig is van werkgever om werkneemster niet uit het lopende rooster te halen en dat werkgever werkneemster op 17 september 2020 eigenlijk niet meer tot haar werk had moeten toelaten, maar in dit geval leidde dat nog niet tot een stilzwijgende verlenging van het dienstverband. Aldus is er ook geen nieuwe arbeidsovereenkomst ontstaan.
Uit deze uitspraak blijkt maar weer dat niet snel sprake is van “stilzwijgende voortzetting”. Heb jij twijfels of er in jouw situatie sprake is van “stilzwijgende voortzetting”?
Neem dan gerust contact met mij op.
Auteur: Nienke van der Linden
Meer artikelen over de aanzegverplichting?