Vrijblijvend gesprek
020-7232261

Nieuw kabinet wijzigt het arbeidsrecht: een overzicht

Nieuw kabinet wijzigt het arbeidsrecht: een overzicht

Op 10 oktober 2017 is het regeerakkoord gepresenteerd van het derde kabinet-Rutte. Het regeerakkoord heeft belangrijke gevolgen voor het arbeidsrecht. Een overzicht:

Introductie van een cumulatiegrond in het ontslagrecht

  • Rechters krijgen de mogelijkheid te bepalen dat ontslag gerechtvaardigd is op basis van de cumulatie van omstandigheden genoemd in de verschillende gronden. Hier staat voor de werknemer tegenover dat de rechter een extra vergoeding kan toekennen van maximaal de helft van de transitievergoeding (bovenop de reeds bestaande transitievergoeding).

Wijziging van de transitievergoeding

  • Werknemers krijgen vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht op transitievergoeding in plaats van na twee jaar.
  • Voor elk jaar in dienstverband gaat de transitievergoeding een derde maandsalaris bedragen, ook voor contractduren langer dan 10 jaar. De overgangsregeling voor 50-plussers wordt gehandhaafd.
  • De mogelijkheid wordt verruimd om scholingskosten in mindering te brengen op de transitievergoeding. Anders dan onder het huidige systeem zullen ook kosten van de transitievergoeding kunnen worden afgetrokken die zijn gemaakt om de inzetbaarheid in een andere functie bij de huidige werkgever te vergroten. 
  • MKB’ers worden tegemoet gekomen door twee bestaande wetsvoorstellen door te zetten: compensatie voor werkgevers voor verschuldigde transitievergoeding bij ontslag van een werknemer wegens langdurige arbeidsongeschiktheid; en geen transitievergoeding bij ontslag om bedrijfseconomische redenen als een cao-regeling van toepassing is. Tevens worden de criteria om in aanmerking te komen voor de overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers ruimer en daarmee eenvoudiger. Ook voor de situatie waarin een werkgever zijn bedrijf beëindigt wegens pensionering of ziekte, zal het kabinet met voorstellen komen om de transitievergoeding onder voorwaarden te compenseren. Hiervoor wordt 100 miljoen euro gereserveerd.

Meer ruimte voor contracten voor bepaalde tijd

  • Sociale partners krijgen meer ruimte om af te wijken van de hoofdregel dat de ‘teller op nul’ gaat als tussen contracten een tussenpoos van zes maanden zit. Dit kan niet langer alleen zo voor seizoensarbeid, maar ook voor ander terugkerend tijdelijk werk dat ten hoogste gedurende een periode van negen maanden kan worden verricht. Onder voorwaarden kan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingrijpen middels een besluit. In het primair onderwijs worden tijdelijke contracten voor invalskrachten in verband met vervanging wegens ziekte uitgezonderd van de ketenbepaling.
  • De periode waarna elkaar opeenvolgende tijdelijke contracten overgaan in een contract voor onbepaalde tijd, wordt verlengd van twee naar drie jaar.
  • De maximale proeftijd wordt verlengd: indien een werkgever direct (als eerste contract) een contract voor onbepaalde tijd aanbiedt, wordt de proeftijd verruimd naar vijf maanden. Voor meerjaarscontracten (meer dan 2 jaar) wordt de proeftijd maximaal drie maanden. In overige gevallen blijft de proeftijd zoals deze nu is.
  • Bescherming flexibele arbeidskrachten
  • De regels voor payrolling worden gewijzigd om concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan: het soepeler arbeidsrechtelijk regime van de uitzendovereenkomst wordt buiten toepassing verklaard, werknemers krijgen minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers bij de inlener. Het kabinet zal ook kijken naar aanpassing van de definitie van de uitzendovereenkomst (het bij elkaar brengen van formeel en materieel werkgeverschap), maar uitzendwerk en detachering als zodanig blijven bestaan.
  • Het kabinet zet zich in voor een internationaal gelijk speelveld voor bedrijven en werknemers, bijvoorbeeld door aanscherping van de detacheringsrichtlijn.
  • In gevallen van ‘nodeloze beschikbaarheid’ is de werknemer met een nulurencontract niet, of binnen een bepaalde termijn niet, gehouden gehoor te geven aan een oproep, of bij een afzegging zal recht op loon ontstaan.

Nieuwe regels voor zzp’ers

  • Voor zzp’ers die tegen een laag tarief werken wordt bepaald dat altijd sprake is van een arbeidsovereenkomst in geval van een langdurige arbeidsverhouding (langer dan 3 maanden) en/of in geval reguliere bedrijfsactiviteiten worden verricht. De grens die een ‘laag tarief’ afbakent zal voor de gehele markt worden vastgesteld en bedraagt vermoedelijk tussen 15 en 18 euro per uur.
  • Zzp’ers die tegen een hoog tarief werken krijgen de mogelijkheid van een ‘opt out’ voor de loonbelasting en de werknemersverzekeringen indien sprake is van een kortdurende overeenkomst (korter dan een jaar) of indien geen reguliere bedrijfsactiviteiten worden verricht. Bij een ‘hoog tarief’ denkt het kabinet aan een tarief boven de 75 euro per uur.
  • Voor zelfstandigen boven het lage tarief wordt een ‘opdrachtgeversverklaring’ ingevoerd. Opdrachtgevers krijgen deze verklaring via het invullen van een webmodule, zoals bijvoorbeeld ook in het Verenigd Koninkrijk bestaat. Met deze opdrachtgeversverklaring krijgt een opdrachtgever zekerheid vooraf van vrijwaring van loonbelasting en premies werknemersverzekeringen. In de webmodule wordt een aantal duidelijke vragen gesteld aan de opdrachtgever over de aard van de werkzaamheden. Daarbij wordt ten behoeve van de webmodule het onderdeel ‘gezagsverhouding’ verduidelijkt (bijvoorbeeld dat het enkel moeten bijwonen van een vergadering op zichzelf geen indicatie van gezag is). Tevens zal het kabinet de wet zo aanpassen dat gezagsverhouding voortaan meer getoetst wordt op basis van de materiële in plaats van formele omstandigheden.
  • Het huidige handhavingsmoratorium wordt na invoering van de bovenstaande maatregelen gefaseerd afgebouwd. Na invoering van de nieuwe wetgeving geldt maximaal een jaar een terughoudend handhavingsbeleid (onder andere geen boetes na eerste controle), waarin de Belastingdienst een coachende rol heeft en partijen helpt bij de toepassing van de nieuwe regelgeving.
  • Verkend wordt of en hoe zelfstandig ondernemerschap via de invoering van een ondernemersovereenkomst een eigen plek zou kunnen krijgen in het burgerlijk wetboek.
  • Bezien wordt hoe bij zelfstandigen de verzekeringsgraad voor arbeidsongeschiktheid kan worden verhoogd.
  • Gepeild wordt of de praktijk van de wijzigingen inderdaad leidt tot tegengaan van schijnzelfstandigheid en zorgen dat echte zzp’ers gewoon hun werk kunnen doen.

Faciliteren van ouderschap

  • Het recht op kraamverlof voor partners na de bevalling wordt per 1 januari 2019 verlengd van twee naar vijf dagen.
  • Daarbovenop krijgen partners aanvullend kraamverlof van vijf weken per 1 juli 2020. Dit verlof dient te worden opgenomen in het eerste half jaar na geboorte. Tijdens het verlof ontvangt de werknemer een uitkering van het UWV, tegen 70% van het dagloon (tot ten hoogste 70% van het maximum dagloon).
  • Tevens wordt de huidige regeling voor adoptieverlof verruimd met 2 weken naar 6 weken. Deze uitbreiding geldt ook voor pleegouders.
  • Het kabinet trekt 250 miljoen euro per jaar extra uit voor de kinderopvangtoeslag.
  • Gewerkt wordt aan een nieuwe financieringssystematiek voor de kinderopvang, waarbij sprake is van directe financieringsstroom van het Rijk naar kinderopvanginstellingen, in plaats van via ouders.

Aanpassing regels scholingskosten

  • Het kabinet heeft de inzet om de fiscale aftrekpost voor scholingskosten te vervangen door een individuele leerrekening voor alle Nederlanders die een startkwalificatie hebben gehaald. Deze rekening moet het levenlang-lerenbeleid vanuit de overheid bundelen. Met sociale partners en onderwijsinstellingen worden afspraken gemaakt over hun bijdrage aan een levenlang leren bij de invoering van deze scholingsregeling. Hierbij wordt ook de positie van de O&O-fondsen betrokken.

Aandacht voor oudere werknemers

  • Het kabinet verwacht van sociale partners dat ze niet-vrijblijvende afspraken maken over leeftijdsbewust personeelsbeleid, met aandacht voor scholing, intersectorale mobiliteit, zicht op minder belastend werk en de nut en noodzaak van specifieke voorzieningen voor ouderen in cao’s.
  • De Wet Inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW) wordt verlengd met vier jaar, zodat oudere werknemers na het aflopen van de WW- of WGA-uitkering niet hun eigen vermogen of dat van hun partner hoeven ‘op te eten’ voordat zij in aanmerking komen voor inkomensondersteuning. Met het oog op de stijgende participatiegraad van oudere werknemers en de betaalbaarheid van de regeling, zal de IOW worden aangepast door de leeftijdsgrens vanaf 2020 te laten meestijgen met de AOW-leeftijd. Tevens investeert het kabinet 40 miljoen euro per jaar in extra persoonlijke begeleiding door het UWV van werkzoekenden in de WW.

De volledige tekst van het regeerakkoord is beschikbaar via deze link (PDF).

Related Posts

Leave a Reply