Uit een recente uitspraak van de Hoge Raad blijkt maar weer eens dat ook bij de beoordeling van de vraag of bepaalde gedragingen een ontslag op staande voet rechtvaardigen of niet altijd moet worden gekeken naar de omstandigheden van het geval: ook als de aangevoerde redenen voor het ontslag op staande voet objectief gezien een ontslag op staande voet rechtvaardigen, kan het zijn dat die redenen toch geen dringende reden vormen als de (persoonlijke) omstandigheden van het geval op de weegschaal worden gelegd. Hoewel de wet hier niets over zegt moeten volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen worden. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt. Verder is onder andere van belang de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zouden hebben.
De rechter zal bij de beoordeling van de vraag of sprake is van dringende redenen, die een ontslag op staand voet rechtvaardigen dus ook altijd eventuele stellingen van de werknemer, die betrekking hebben op de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld, op zijn persoonlijke omstandigheden en op de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zal hebben, kenbaar in zijn beoordeling dienen te betrekken. Laat de rechter dat na, dan zal het ontslag op staande voet reeds om die reden geen stand houden.
In verband met het vorenstaande doet een werkgever die een ontslag op staande voet overweegt er dus verstandig aan om ten tijde van het horen van de werknemer voorafgaande aan een voorgenomen ontslag stil te staan bij – of zelfs nadrukkelijk te informeren naar – (persoonlijke) omstandigheden, zodat deze omstandigheden aantoonbaar bij het uiteindelijke oordeel over het ontslag op staande voet zijn betrokken en dit ook wordt vermeld in de brief waarin de redenen voor het ontslag op staande voet worden bevestigd aan de ontslagen werknemer. Op deze manier kan in ieder geval worden voorkomen dat een werknemer eerst achteraf na een verleend ontslag op staande voet in een procedure met (persoonlijke) omstandigheden op de proppen komt, die bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake was, buiten beschouwing zijn gelaten.
Author: Bas Westerhout
Bron uitspraak: Hoge Raad, 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:860