Vrijblijvend gesprek
020-7232261

“partijen beogen geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW aan te gaan”?

"partijen beogen geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW aan te gaan"?

Met grote regelmaat wordt in overeenkomsten in de considerans bepaald dat partijen beogen geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW aan te gaan. Partijen hopen daarmee aan de dwingendrechterlijke bepalingen van het arbeidsrecht te ontkomen en als opdrachtgever en opdrachtnemer (zzp’er) door het leven te kunnen gaan. Uit een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt (opnieuw) dat een dergelijke bepaling er niet aan in de weg staat dat de rechter desondanks oordeelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Of al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst moet volgens de Hoge Raad eerst worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Nadat de rechter de overeengekomen rechten en verplichtingen heeft vastgesteld, moet vervolgens op basis van de overeengekomen rechten en verplichtingen worden beoordeeld of de overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst (de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten). Indien de inhoud van een overeenkomst voldoet aan deze omschrijving, moet de overeenkomst worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Daarbij is niet van belang of partijen al dan niet daadwerkelijk de wens en/of de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Volgens het Gerechtshof is de maatschappelijke positie en kennis van het recht en de rechtsgevolgen van een bepaalde keuze van de persoon die de werkzaamheden uitoefent daarbij niet van belang. Dus ook een arbeidsrechtadvocaat of een bankdirecteur, die verklaart dat hij geen arbeidsovereenkomst wenst aan te gaan met een derde, kan – op basis van een oordeel van de feitelijke situatie – dus toch gebonden zijn aan de dwingendrechtelijke regels van het arbeidsrecht. Soms is de directeur van de bank dus gewoon een arbeider, zelfs als hij dat zelf niet wil.

Author:  Bas Westerhout

 

Related Posts

Leave a Reply