Zoals bekend hebben verschillende kantonrechters de afgelopen maanden verschillend geoordeeld over de vraag of een zieke werknemer na twee jaar ziekte van zijn of haar werkgever kan eisen dat hij/zij wordt ontslagen. Immers, alleen in geval van ontslag door of op initiatief van de werkgever kan de werknemer aanspraak maken op de wettelijke transtievergoeding. De ene kantonrechter oordeelde dat een werkgever op grond van “goed werkgeverschap” kan worden gedwongen tot ontslag (en dus ook tot betaling van de transitievergoeding) over te gaan, de andere kantonrechter oordeelde dat een werkgever daartoe niet kan worden gedwongen. De wet bepaalt immers dat een werknemer (ook) zelf een verzoek tot ontbinding kan indienen als hij van zijn of haar arbeidsovereenkomst af wil, maar in dat geval is de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd, tenzij de werkgever een ernstig verwijt valt te maken.
Hopelijk komt er binnen afzienbare termijn een einde aan deze tegenstrijdige uitspraken nu de rechtbank Limburg de volgende zogenaamde prejudiciële vragen heeft gesteld aan de Hoge Raad:
Er geldt geen wettelijke termijn waarbinnen de Hoge Raad moet reageren op een prejudiciële vraag. De Hoge Raad geeft zelf aan dat de gemiddelde behandeltermijn zes tot 12 maanden zal zijn. Gezien het grote maatschappelijke belang bij eenduidige rechtspraak over slapende dienstverbanden is er goede hoop dat de Hoge Raad deze vragen met voorrang zal beantwoorden.
Auteur: Bas Westerhout
Ook gepubliceerd op HR-Base (klik hier)