Vrijblijvend gesprek
020-7232261

Hoge Raad oordeelt: billijke vergoeding geen punitief karakter, gevolgen ontslag wel relevant

Hoge Raad oordeelt: billijke vergoeding geen punitief karakter, gevolgen ontslag wel relevant

Sinds de invoering van de Wwz was een belangrijk twistpunt of en zo ja in hoeverre de gevolgen van het ontslag voor de werknemer mogen meewegen bij het vaststellen van de billijke vergoeding.

Vaststellen billijke vergoeding volgens de Hoge Raad

Op 30 juni 2017 oordeelde de Hoge Raad dat het stelsel van de Wwz zich niet ertegen verzet dat met de gevolgen van het ontslag rekening wordt gehouden bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding waarop de wet een werknemer aanspraak geeft omdat de werkgever van het ontslag als zodanig een ernstig verwijt kan worden gemaakt, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het de werkgever te maken verwijt. Ten aanzien van de billijke vergoeding van art. 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW, oordeelde de Hoge Raad vervolgens dat in dat geval geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend aan de doelstelling van de Wwz om de werkgeverskosten van – rechtmatig gegeven – ontslag te verlagen en dat de gevolgen van een dergelijk ontslag in dat geval, voor zover deze zijn toe te rekenen aan de werkgever, niet geacht worden in alle gevallen reeds volledig te zijn gecompenseerd door een eventuele transitievergoeding. In dat geval kan de rechter bij het vaststellen van de billijke vergoeding mede aandacht besteden aan de vraag wat de werknemer aan loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Bij de vaststelling van de billijke vergoeding kan in dat geval ook rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de werknemer inmiddels wel of niet ander werk heeft gevonden, en met de inkomsten die hij daaruit dan geniet alsook met (andere) inkomsten die hij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven. Bij de vergelijking tussen de situatie zonder de vernietigbare opzegging en de situatie waarin de werknemer zich thans bevindt, dient bovendien de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding te worden betrokken, aldus de Hoge Raad.

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de wettelijke regels van art. 6:95 e.v. BW zich voor overeenkomstige toepassing lenen voor zover elementen van de vaststelling van de billijke vergoeding zien op de vergoeding van schade van de werknemer.

Verschil in billijke vergoedingen

Overigens is het goed te realiseren dat het vorenstaande alleen ziet op de billijke vergoeding van artikel 7:681 BW en dat de Hoge Raad zich dus nadrukkelijk niet heeft uitgelaten over de billijke vergoeding van artikel 7:673 BW: de ene billijke vergoeding is de andere niet!

Related Posts

Leave a Reply