Eind oktober jl. heeft de rechtbank te Rotterdam bepaald dat een werknemer een gesprek met zijn leidinggevende/werkgever heimelijk mag opnemen. De enige daarbij geldende voorwaarde is dat als werkgever vraagt of werknemer het gesprek opneemt, werknemer dat – indien hij het gesprek daadwerkelijk opneemt – aan werkgever moet bevestigen.
Het is dus mogelijk om zonder voorafgaande toestemming een gesprek met de leidinggevende (of werkgever) op te nemen. Een werknemer is daartoe gerechtigd met inachtneming van de hiervoor vermelde voorwaarde. In het geval de werkgever geen vraag stelt over een mogelijke opname kan werknemer het gesprek dus gewoon opnemen zonder werkgever daarvan op de hoogte te stellen. Als werknemer een gespreksopname heeft gemaakt moet hij dat desgevraagd wel aan werkgever bevestigen.
In de betreffende zaak was het – na het meningsverschil tussen werkgever en werknemer over het al dan niet opnemen van het gesprek – niet meer mogelijk de arbeidsverhouding te normaliseren. Vertrouwen dat het in de toekomst mogelijk zou zijn om weer tot een vruchtbare werksituatie te komen ontbrak. Dat vertrouwen was er niet meer bij werkgever en inmiddels ook niet meer bij werknemer. Mediation was ingezet maar binnen een maand zonder resultaat beëindigd. Het stond ter zitting in elk geval vast dat er sprake was een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van werkgever niet meer kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Daarnaast speelde in het nadeel van werkgever haar onmiskenbare streven naar de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Eerst op grond van bedrijfseconomische redenen. Nadat UWV geen toestemming gaf voor opzegging van de arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfseconomische redenen, werd een verbetertraject ingezet maar niet uitgevoerd. En vervolgens wilde werkgever de arbeidsovereenkomst beëindigen op grond van een verstoorde arbeidsrelatie. De verstoring was er maar werkgever moest wel betalen: de transitievergoeding en een substantiële billijke vergoeding.
Werkgever – zo oordeelde de rechter – handelde ernstig verwijtbaar door een verbetertraject in te zetten maar niet uit te voeren. Werknemer krijgt daardoor geen eerlijke kans waarbij werkgever kennelijk welbewust de verhouding – na het eerdere meningsverschil over de gespreksopname – verder heeft gefrustreerd. Volgens de kantonrechter is het heimelijk opnemen van een gesprek in elk geval niet ernstig verwijtbaar aan de zijde van werknemer.
Dat laatste oordeel van de rechter kan/moet in mijn optiek tot gevolg hebben dat in het geval werkgever de betreffende vraag stelt (“Neem je het gesprek op?”) en werknemer ontkennend antwoordt terwijl achteraf blijkt dat hij toch een gespreksopname heeft gemaakt, werknemer ernstig verwijtbaar handelt. Dat biedt wellicht de mogelijkheid voor een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zonder transitievergoeding en zonder billijke vergoeding.
Auteur: Thijs Muffels