datum: 26 februari 2019
Rechter oordeelt anti-ronselbeding in strijd met fundamentele grondrechten (het recht op vrijelijk verplaatsen, recht op privacy en het recht op vrije meningsuiting).
Vele arbeidsovereenkomsten bevatten een zogenaamd anti-ronselbeding. Vaak luidt de tekst ongeveer als volgt:
Het is de Werknemer zowel tijdens als na het einde van de Overeenkomst verboden werknemers van de Werkgever en/of personen die op enig moment in een periode van twee jaar direct voorafgaande aan het einde van de Overeenkomst in dienst waren van de Werkgever te benaderen en/of weg te lokken van de Werkgever en is het de Werknemer zowel tijdens als na het einde van de Overeenkomst eveneens verboden voormelde werknemers/personen aan te zetten om in dienst te treden bij derden of bij de Werknemer zelf, een door de Werknemer op te richten onderneming daaronder begrepen.
De kantonrechter te Utrecht oordeelt een dergelijke bepaling in strijd met de in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) opgenomen grondrecht op vrijelijk verplaatsen, het grondrecht op privacy en het grondrecht op vrije meningsuiting. In het verlengde daarvan oordeelt de kantonrechter dat er dus geen sprake kan zijn van overtreding van het hiervoor geciteerde anti-ronselbeding (ECLI:NL:RBMNE:2019:402). Dit betekent concreet dat de kantonrechter een Uniegrondrecht als zelfstandige toetsingsmaatstaf toepast in een geschil tussen private partijen. Sommigen zullen dit toejuichen, maar algemeen geaccepteerd is dit zeker niet. Dit zou namelijk betekenen dat niet alleen overheden maar ook particulieren gebonden zijn aan de grondrechten van de Europese Unie. En dit staat op gespannen voet met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin met betrekking tot de toepasselijkheid enkel overheden worden genoemd.
Hoewel het dus nog maar de vraag is of het oordeel van deze Utrechtse kantonrechter veel navolging zal krijgen, verdient het tot nader order in ieder geval te overwegen om de formulering van anti-ronselbedingen enigszins aan te passen door toevoeging van de woorden “teneinde hen actief te bewegen de werkgever te verlaten”, ofwel als volgt:
Het is de Werknemer zowel tijdens als na het einde van de Overeenkomst verboden werknemers van de Werkgever en/of personen die op enig moment in een periode van twee jaar direct voorafgaande aan het einde van de Overeenkomst in dienst waren van de Werkgever te benaderen teneinde hen actief te bewegen de werkgever te verlaten en/of actief weg te lokken van de Werkgever en is het de Werknemer zowel tijdens als na het einde van de Overeenkomst eveneens verboden voormelde werknemers/personen aan te zetten om in dienst te treden bij derden of bij de Werknemer zelf, een door de Werknemer op te richten onderneming daaronder begrepen.
Auteur: Bas Westerhout
Bron: Rechtbank Midden-Nederland, 6 februari 2019
Meer artikelen over beperkende bedingen?
- Bedingen in het arbeidsrecht: werkgever let op
- Het concurrentie- en relatiebeding: groeiende economie - groeiend aantal geschillen?
- De belangenafweging bij het concurrentiebeding