Reeds vorig jaar heeft het kabinet een aantal hoofdlijnen vastgelegd, waaraan een nieuw, toekomstbestendig pensioenstelsel zou moeten voldoen:
Staatssecretaris Kleinsma heeft vervolgens een Nationale Pensioendialoog georganiseerd. Die Pensioendialoog heeft inmiddels tot concrete uitkomsten geleid. Sociale partners (SER) hebben een aantal varianten aangedragen. Daaruit zijn er twee gekozen die verder uitgewerkt gaan worden. Voor de fijnproevers: meer details zijn terug te vinden in de Kamerbrief van de staatssecretaris van 8 juli 2016.
Concreet gaat het om de volgende twee varianten:
Ad 1
De eerste variant lijkt in hoofdlijnen op de huidige beschikbare premieregeling. Een paar verschillen: in de nieuwe variant wordt doorbelegd na de pensioendatum en jaarlijks wordt straks steeds opnieuw de pensioenuitkering vastgesteld.
Ad 2
De tweede variant vertoont overeenkomsten met het huidige collectieve (middelloon)stelsel. Maar de rechten zijn zachter en afhankelijk van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. En weliswaar blijft de doorsneepremie gehandhaafd, maar de pensioenopbouw wordt degressief: naarmate men ouder wordt, neemt de opbouw af. Dat leidt overigens tot forse overgangsproblematiek en daarmee verbonden kosten. Die worden nu grofweg ingeschat op €100 miljard. De overheid zou daarvan €40 miljard voor haar rekening nemen, de rest moet worden opgebracht door pensioenfondsen en sociale partners.
Deze beide bovengenoemde varianten worden in de praktijk getoetst door de koepel van pensioenfondsen, de Pensioenfederatie.
De resultaten van die toetsing worden door het kabinet over de verkiezingen van maart 2017 heengetild. Maar voordat u een zucht van verlichting slaakt en achterover leunt: het nieuwe stelsel waarop straks de keuze valt, moet al in 2020 ingevoerd worden. Dat lijkt ver weg, maar is in pensioentermen razendsnel! Zeker als je bedenkt wat er allemaal nog moet gebeuren voordat het nieuwe stelsel bij alle pensioenfondsen uitvoeringsgereed is…
Pensioenfondsen kunnen dus niet achterover leunen. Welke keuzes straks ook gemaakt worden, ze zullen gevolgen hebben voor de inhoud van de gekozen pensioenregelingen, de uitvoering, de kosten en de premie. Daarop zal reeds de komende tijd moeten worden geanticipeerd.
Ook voor sociale partners is het (dus) noodzakelijk om op korte termijn na te denken over de gevolgen van de nieuwe pensioenrealiteit waarin we over vier jaar geacht worden te leven. Beide bovengenoemde varianten leiden tot (soms forse) arbeidsvoorwaardelijke veranderingen. Er valt straks veel uit te leggen aan werknemers. Om daarop zo goed mogelijk voorbereid te zijn, zullen werkgevers, en met name hun HR-managers en -medewerkers, zich in de verwachte ontwikkelingen moeten verdiepen. In mijn ogen begint die voorbereiding nú.
Tot slot nog een kanttekening. Langzamerhand is een ontwikkeling waar te nemen die tornt aan de solidariteit onder ons pensioensysteem. Dat lijkt modern, maar tast de grondslag en daarmee de betrouwbaarheid van ons pensioensysteem aan. Een voorbeeld: een individuele pensioenpot klinkt attractief. Wie wil dat nu niet, zie je sommigen denken. Maar als aan het eind van de rit blijkt dat je, bijvoorbeeld door een aanhoudend lage rente, van dat individuele vermogen (“jouw eigen spaarpotje”) geen fatsoenlijk pensioen kunt aankopen, kom je toch van een koude kermis thuis. Ook dat is een omstandigheid die sociale partners op bedrijfs- en brancheniveau goed moeten wegen. Het gaat hier om de waarde en de waardering van het arbeidsvoorwaardenpakket.
Alles bijeen geldt eens te meer: werkgevers be prepared!
Auteur: Peter Lindenbergh
Meer artikelen over pensioen?
– Verplicht deelneming aan bedrijfstakpensioenfonds voor detacheringsbureau
– Eenzijdige wijziging deelnemersbijdrage pensioenpremie kan niet door de beugel