datum: 5 april 2017
Volgens vaste rechtspraak moet een ontslag op staande voet worden gegeven zo spoedig mogelijk nadat de dringende reden zich heeft voorgedaan. Onverwijld dus. In de onderhavige zaak stond vast dat het moment waarop de dringende reden zich had voorgedaan 1 november 2016 was en dat de arbeidsovereenkomst pas op 10 december 2016 is geëindigd.
Werkgever bepaalde de einddatum van de arbeidsovereenkomst namelijk op 10 december 2016 terwijl werknemer (nadat hij eerder een schriftelijke waarschuwing had gekregen voor het veelvuldig te laat komen) al op 1 november 2016 op staande voet was ontslagen. Werkgever wilde werknemer na 1 november 2016 nog de gelegenheid geven zijn resterende vakantiedagen op te nemen.
Duur foutje want dan is niet voldaan aan de in de wet gestelde vereisten voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Werkgever heeft het ontslag op staande voet immers niet onverwijld gegeven terwijl hij de tussen 1 november 2016 en 10 december 2016 gelegen periode ook niet had gebruikt om nader onderzoek te doen of bewijzen te vergaren. Het gegeven ontslag op staande voet kan niet in stand blijven omdat het niet onverwijld is gegeven. De door werknemer verzochte vernietiging van het ontslag was dan ook toewijsbaar waardoor de arbeidsovereenkomst op 1 november 2016 is blijven bestaan.
Wel wordt de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter beëindigd zonder vergoeding zij het eerst met ingang van 16 maart 2017. Werkgever moest dus vanaf 1 november 2016 tot 16 maart 2017 alsnog het salaris met vakantiegeld aan werknemer betalen vermeerderd met de wettelijke verhoging (50%) en de wettelijke rente. Duur foutje dus van werkgever.
Auteur: Thijs Muffels
Meer artikelen over het ontslag op staande voet?
- Werkgever moet duidelijk zijn over wat werknemer écht niet mag
- Mishandeld en op staande voet ontslagen, een brug te ver
- Ontslag op staande voet en gedragscodes
- Ontslaan op staande voet: dringende reden en onverwijldheid
- Een goede advocaat loont (ook) na ontslag op staande voet