datum: 25 oktober 2018
Na een onterecht ontslag op staande voet kan een werknemer de kantonrechter verzoeken het ontslag te vernietigen en daarna zijn dienstverband weer voortzetten. In plaats daarvan kan de werknemer er ook voor kiezen het ontslag te accepteren. In dat geval kan hij aanspraak maken op een billijke vergoeding.
De aanspraak op een billijke vergoeding bestaat naast de aanspraak op een transitievergoeding. Bovendien kan de ontslagen werknemer na een onterecht ontslag op staande voet ook nog aanspraak maken op de zogenaamde gefixeerde schadevergoeding. Deze gefixeerde schadevergoeding is gelijk aan het loon over de opzegtermijn, die de werkgever eigenlijk in acht had moeten nemen, dus al snel een paar maanden loon.
Bij het vaststellen van de billijke vergoeding kan de rechter rekening houden met de gevolgen van het ontslag. Daarbij is van belang of:
Indien de werknemer recht heeft op een transitievergoeding zal de rechter de transitievergoeding moeten betrekken bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. Dat is logisch omdat de schade ten gevolge van het ontslag natuurlijk wordt beperkt indien de werknemer ook recht heeft op een transitievergoeding.
Als een werknemer na een onterecht ontslag op staande voet een procedure start tegen zijn werkgever lijkt het dus voor de hand te liggen aanspraak te maken op:
Uit een recente uitspraak van het Gerechtshof blijkt dat salamitactiek voor de werknemer(advocaat) kan lonen als de werkgever(sadvocaat) niet voldoende alert is.
In deze zaak had de advocaat van de werknemer ervoor gekozen om in een eerste procedure alleen aanspraak te maken op een billijke vergoeding. Omdat de werknemer niet had verzocht om hem ook de – wettelijke verschuldigde – transitievergoeding toe te kennen, kende de rechter hem (op dat moment waarschijnlijk tot genoegen van de werkgever(sadvocaat) geen transitievergoeding toe. En om die reden betrok de rechter de transitievergoeding ook niet bij het bepalen van de billijke vergoeding. De rechter kwam wel tot het oordeel dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld en kende de werknemer een billijke vergoeding toe van € 219.392 bruto.
Daarna startte de werknemer een tweede procedure. In deze procedure verzocht de werknemer de werkgever te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding van € 368.753 bruto. De werkgever betoogde dat de in de eerste procedure toegekende billijke vergoeding in mindering moest worden gebracht op de transitievergoeding. Het Gerechtshof oordeelde evenwel dat de wet daar geen ruimte voor biedt, zodat de werkgever werd veroordeeld de transitievergoeding volledig te betalen. De totale vergoeding kwam aldus op een bedrag van € 588.145 bruto.
Indien de werknemer in de eerste procedure meteen aanspraak had gemaakt op de transitievergoeding naast de billijke vergoeding, dan had de rechter bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding wel rekening moeten houden met de transitievergoeding. De werkgever(sadvocaat) had zich hier bewust van moeten zijn en de verschuldigde transitievergoeding zelf ter sprake moeten brengen in de eerste procedure. in dat geval had de rechter de transitievergoeding immers moeten betrekken bij het bepalen van de billijke vergoeding. De strategie om terzake geen slapende honden wakker te maken in de eerste procedure bleek zodoende achteraf een verkeerde keuze en een kostbare fout.
Ook procederen is een vak (apart) en een goede processtrategie kan lonen!
Auteur: Bas Westerhout
Meer artikelen over het ontslag op staande voet?
- Werkgever moet duidelijk zijn over wat werknemer écht niet mag
- Ontslag op staande voet? – Beëindig met gezwinde spoed!
- Mishandeld en op staande voet ontslagen, een brug te ver
- Ontslag op staande voet en gedragscodes
- Ontslaan op staande voet: dringende reden en onverwijldheid